1
1.Welkom aan boord. - 1. Dag. Ik ben Paolo.
2
1.Welkom aan boord. - 2. Hallo!
3
1.Welkom aan boord. - 3. Dit is...
4
1.Welkom aan boord. - 4. Ik kom uit Italië.
5
1.Welkom aan boord. - 5. Uw naam alstublieft.
6
1.Welkom aan boord. - 6. Wie is dat?
7
1.Welkom aan boord. - 7. Dit is België.
8
2.Hoe gaat het ermee? - 1. Mag ik voorstellen...
9
2.Hoe gaat het ermee? - 2. Hoe gaat het ermee?
10
2.Hoe gaat het ermee? - 3. Wat is je adres?
11
2.Hoe gaat het ermee? - 4. Tot volgende week.
12
2. Extra: De nummers
13
2. Extra: De maanden en dagen
14
2.Hoe gaat het ermee? - 5. Zullen we samen eten?
15
2.Hoe gaat het ermee? - 6. Mag ik voorstellen: Pao
16
2.Hoe gaat het ermee? - 7. Bevolking, geografie, k
17
3.Kunt u mij helpen? - 1. Hoe laat is het?
18
3.Kunt u mij helpen? - 2. Hoelang blijf je?
19
3.Kunt u mij helpen? - 3. Nog een prettige dag!
20
3.Kunt u mij helpen? - 4. Mag ik u enkele vragen s
21
3.Kunt u mij helpen? - 5. Waar is de Naamsestraat,
22
3.Kunt u mij helpen? - 6. Kamer te huur.
23
3.Kunt u mij helpen? - 7. Vlaanderen: de wooncultu
24
4.Hoe bedoelt u? - 1. Wat zeg je?
25
4.Hoe bedoelt u? - 2. Hebt u iets aan te geven?
26
4.Hoe bedoelt u? - 3. Wat zeg je? Ik versta je nie
27
4.Hoe bedoelt u? - 4. Ik blijf liever thuis.
28
4.Hoe bedoelt u? - 5. Hoe vind je...?
29
4.Hoe bedoelt u? - 6. Ja, maar...
30
4.Hoe bedoelt u? - 7. De cultuurschok.
31
5.Zin om mee te gaan? - 1. Wat wil je?
32
5.Zin om mee te gaan? - 2. Wat zeg je?
33
5.Zin om mee te gaan? - 3. Hij is er niet.
34
5.Zin om mee te gaan? - 4. Als je iets nodig hebt.
35
5.Zin om mee te gaan? - 5. Komaan!
36
5.Zin om mee te gaan? - 6. Hoe zal ik het zeggen?
37
5.Zin om mee te gaan? - 7. Kunst in Vlaanderen.
38
6.Boodschappen doen. - 1. Je zal wel honger hebben
39
6.Boodschappen doen. - 2. Naar de supermarkt.
40
6.Boodschappen doen. - 3. Wie is er aan de beurt?
41
6.Boodschappen doen. - 4. Achter de kookpannen.
42
6.Boodschappen doen. - 5. Babbelen met klanten.
43
6.Boodschappen doen. - 6. Een etentje bij Bert.
44
6.Boodschappen doen. - 7. Onderwijs in Vlaanderen.
45
7.Wat is er aan de hand? - 1. Hoe ziet hij eruit?
46
7.Wat is er aan de hand? - 2. Ik voel me ziek.
47
7.Wat is er aan de hand? - 3. Wat is er vandaag ge
48
7.Wat is er aan de hand? - 4. Kom hier!
49
7.Wat is er aan de hand? - 5. Wat scheelt er?
50
7.Wat is er aan de hand? - 6. Dat mag absoluut nie
51
7.Wat is er aan de hand? - 7. De sociale zekerheid
52
8.Uit eten. - 1. Dat is veel gezonder!
53
8.Uit eten. - 2. Dat is jouw schuld!
54
8.Uit eten. - 3. Wat een toestand!
55
8.Uit eten. - 4. Naar Antwerpen!
56
8.Uit eten. - 5. Nieuwe kleren.
57
8.Uit eten. - 6. Eet smakelijk!
58
8.Uit eten. - 7. De Belgische economie.
59
9.Solliciteren voor een nieuwe baan. - 1. Ik maakt
60
9.Solliciteren voor een nieuwe baan. - 2. Dat hoef
61
9.Solliciteren voor een nieuwe baan. - 3. In Parij
62
9.Solliciteren voor een nieuwe baan. - 4. Een baan
63
9.Solliciteren voor een nieuwe baan. - 5. Bert hee
64
9.Solliciteren voor een nieuwe baan. - 6. Lees je
65
9.Solliciteren voor een nieuwe baan. - 7. Vrije ti
66
10.En hoe ging het verder? - 1. Bert ziet het wel
67
10.En hoe ging het verder? - 2. Rare mensen, die V
68
10.En hoe ging het verder? - 2. Het is moeilijk om
69
10.En hoe ging het verder? - 4. Gewoonten.
70
10.En hoe ging het verder? - 5. Leven in Vlaandere
71
10.En hoe ging het verder? - 6. Feesten in Vlaande
72
10.En hoe ging het verder? - 7. Religie
73
Extra: Dag tegen de Armoede
74
Extra: De getallen tot 1 miljoen
75
Extra: Tellen tot 1 miljard - video
76
Extra: Het alfabet - Liedje
77
Extra: Kinderliedjes en programma's in het Nederla
78
Extra: Belgium for Dummies
79
New level